Mattheüs 25

Schapen en bokken

Mattheüs 25
32 En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt.
33 En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand.

Het gaat hier over het oordeel aan het einde van de drieëndertig jaar grote Verdrukking. Er komt dan een oordeel over álle dan nog levende volkeren. Het Volk Israël uitgezonderd, want dat is aan het einde van de zeventigste Jaarweek al beoordeeld. Wie mag er mee in het dan geheel geopenbaarde Koninkrijk? Alle volkeren worden verzameld. De volkeren zullen door de Heere, de Koning, in twee groepen gescheiden worden. Schapen en de bokken.

Rechterkant en linkerkant

Deze Koning is uiteraard de Herder. De schapen komen aan de rechterkant en de bokken aan de linkerkant. Bokken zijn een uitbeelding van kracht, de kracht van de natuurlijke mens. Bokken zijn een beeld van de ongelovige mens, die vanuit eigen kracht zaken probeert te realiseren en niet luistert naar de Herder. De Heere zal degenen die trouw waren, zegenen en die ontrouw waren, vervloeken. Hij zal ze verdelen in schapen en bokken.

Schapen

Johannes 10
14 Ik ben de goede Herder; en Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend.

Schapen zijn zachtmoedig en volgen de stem van de Herder. Daarom zijn schapen een beeld van gelovigen in het algemeen. Het schaap komt wereldwijd voor en in elk klimaat. Schapen zijn typische kuddedieren.

Koning

Mattheüs 25
34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging (juiste vertaling= nederwerping) der wereld.
35 Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.
36 Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen.

In vers eenendertig werd over de Zoon des mensen gesproken. Hier in vers vierendertig wordt Hij de Koning genoemd. Dat is een hele unieke uitspraak in de Schrift want de Heere wordt bijna nooit Koning genoemd. Maar in dit vers is Zijn Koninkrijk helemaal openbaar geworden. Wij hebben in de vorige verzen al gezien dat het ging over het einde van de drieëndertig jaar grote verdrukking over de Volkeren.

Aardse Koninkrijk

Hier zijn we aangekomen bij de overgang tussen de drieëndertig jaar grote Verdrukking over de Volkeren en de duizend jaar dat de satan gebonden zal zijn. De schapen, de gelovigen, beërven het aardse Koninkrijk dat bereid is vanaf de nederwerping der wereld. Er staat niet grondlegging maar nederwerping. Het Koninkrijk stond al in Zijn Heilsplan vóórdat de aarde woestheid, ledigheid en duisternis werd. Het Koninkrijk stond al vast vóór de herscheppingsdagen.

Christus Koning

Toen God Adam schiep, had Hij reeds het Koninkrijk van Zijn geliefde Zoon in gedachten. Ook wist Hij aan wie Hij dat Koninkrijk zou geven. Aan Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. En allen die in Hem geloven, krijgen deel aan dat Koninkrijk. De gezegenden, de gelovigen, zullen het aardse Koninkrijk beërven. Maar de zegeningen geeft de Vader in de eerste plaats aan de Zoon. Vervolgens krijgen degenen die in Hem geloven ook deel aan Zijn zegeningen.

Lees verder in de PDF Mattheus_25.pdf

Mattheüs 25