Typologische en profetische betekenis Boek Ruth – deel 2

Typologische en profetische betekenis Boek Ruth  – deel 2 gaat over de geestelijke betekenis achter het letterlijke verhaal over de gebeurtenissen van Naomi en haar gezin. Iets moet eerst letterlijk gebeuren, voordat er een geestelijke betekenis aan gehangen kan worden.

Ruth 2
1 Naomi nu had een bloedvriend van haar man, een man, geweldig van vermogen, van het geslacht van Elimelech; en zijn naam was Boaz.

Hij is Sterk en Krachtig

Na de tijd van de Gemeente verschijnt Boaz. Boaz was een bloedvriend. In de Bijbelse terminologie heeft het de betekenis van ‘broer’. Hij was een mede-erfgenaam van Elimelech. Een ander woord voor ‘mede-erfgenaam’ is ‘broer’. Boaz was heel rijk. Boaz betekent ‘de sterke’, of ‘in hem is kracht’. ‘Bo’ betekent in het Hebreeuws ‘de komende’. Het kan daarom ook vertaald worden met ‘de Sterke komt’. ‘Hij is de Kracht Gods’. Boaz is hiermee een beeld van Degene Die in de toekomst zal komen, namelijk de Heere Jezus Christus. Ruth is een beeld van het toekomstig gelovig overblijfsel van het Volk Israël. Zij zal een nieuw Huwelijksverbond aangaan met de Koning van Israël; Boaz.

Mattheüs 24
30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid.

Oordelen en heersen

Als de Heere na de 70-ste Jaarweek terugkomt, en Zijn Voeten op de Olijfberg zet, zal Hij niet alleen zijn. Hij komt, logisch, samen met Zijn Lichaam. Lichaam en Hoofd zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zijn Lichaam is de Gemeente, die is opgenomen vlak voordat de zeventigste Jaarweek is begonnen. Wie zijn de maaiers, en de maagden, die op het land werken? Dat is de Gemeente! Deze maaiers en maagden zijn in dienst van Boaz. Het Hoofd bestuurt het Lichaam. We weten uit het Nieuwe Testament dat de Gemeente, samen met Christus, zal oordelen en heersen. (zie ook de studie ‘De opname van de Gemeente’)  

1 Korinthe 6
2 Weet gij niet, dat de heiligen (heilig = bekwaam gemaakt de Heere te kunnen dienen; gelovigen) de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken? 

2 Timotheüs 2
12a Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen;

2 En Ruth, de Moabietische, zeide tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan, en van de aren oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zeide tot haar: Ga heen, mijn dochter!

Oordeel

Openbaring14
14 En ik zag, en ziet, een witte (smetteloos; rein; priesterlijke kleding), wolk (= de Gemeente) en op de wolk (de Heere Jezus Christus) was Eén gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon (eeuwig Koningschap); en in Zijn hand een scherpe sikkel. (een sikkel gaat over de oogst, over maaien, en dus over oordeel)
15 En een andere engel  kwam uit den tempel, roepende met een grote stem tot Dengene, Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai; want de ure om te maaien is nu gekomen, dewijl de oogst der aarde rijp is geworden. (verwijst naar Mattheüs 13 : 39)
17 En een andere engel (de Gemeente) kwam uit den tempel, die in den hemel is (de Gemeente is mede met Hem in de Hemel gezet), hebbende ook zelf een scherpe sikkel.

De akker is de wereld

Mattheüs 13
38 En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks (erfgenamen) en het onkruid (nep-tarwe) zijn de kinderen des bozen (ongelovigen, erfgenamen van de boze)
39 En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. (= Boodschappers; Gemeente, Zijn Lichaam)

Wit om te oogsten

Johannes 4
35 Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden (ná de vier, in de vijfde Bedeling), en dan komt de oogst? (niet de uiteindelijke oogst, maar de eerstelingen van de gersteoogst; de twee beweegbroden) Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen (gelovigen uit de Heidenen, de niet-Joden); want zij zijn alrede wit om te oogsten. (wit= rein; heilig; onberispelijk; bekwaam om te dienen. Zij hebben deel aan het Verborgen Koninkrijk van Christus; het Hemelse Koninkrijk)
36 En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait.(geestelijk Zaad; onvergankelijk Zaad; Zaad der Wedergeboorte. Dat is Vrucht ten eeuwige Leven. Dat is Vrucht, Heerlijkheid, en dus Loon voor de Heere Jezus Christus voor Zijn Gehoorzaamheid en Trouw aan de Vader. De Heere is de Zaaier; de Landman, en Degene het gewas laat groeien. De Heere zal maaien wat Hij gezaaid heeft. Maar ook Zijn Lichaam, de Gemeente, die het Woord van God, het Goede Zaad, zaait, uitstrooit, en verkondigt, zal straks in blijdschap maaien wat zij gezaaid heeft)
37 Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait.
38 Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt; anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan. (Zij die door de Heere gebruikt worden om te maaien, moeten niet hoogmoedig worden op hun arbeid, want zij hebben alleen maar het werk voortgezet, dat andere gelovigen, reeds voor hem begonnen waren. Wij zullen op de Dag van Christus (de opname van de Gemeente) beloond worden. Niet op grond van resultaat, maar op grond van onze onderwerping en trouw aan Hem, en Zijn Woord)

Losse garven verzamelen

Deuteronomium 24
19 Wanneer gij uw oogst op uw akker afgeoogst, en een garf op den akker vergeten zult hebben, zo zult gij niet wederkeren, om die op te nemen; voor den vreemdeling, voor den wees en voor de weduwe zal zij zijn; opdat u de HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen.

Leviticus 19
9 Als gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk afoogsten, en dat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen.
10 Insgelijks zult gij uw wijngaard niet nalezen, en de afgevallen bezien van uw wijngaard niet opzamelen; den arme en den vreemdeling zult gij die overlaten; Ik ben de HEERE, uw God!

Ruth en Naomi waren weduwen, en leefden in armoede. Naomi had het vroegere bezit van haar familie moeten verkopen. Naomi had nu geen land meer om van te oogsten. Ruth wilde het veld ingaan om aren te verzamelen. Zij wilde van de oogsttijd profiteren om in leven te blijven. In de dagen van de richteren was er geen regering die voor de armen zorgde. Ruth maakte gebruik van een joods gewoonterecht. Bij die Wet was geregeld dat de armen aren mochten oprapen die bij de oogst vergeten waren.

3 Zo ging zij heen, en kwam en las op in het veld, achter de maaiers; en haar viel bij geval voor, een deel van het veld van Boaz, die van het geslacht van Elimelech was.
4 En ziet, Boaz kwam van Bethlehem, en zeide tot de maaiers: De HEERE zij met ulieden! En zij zeiden tot hem: De HEERE zegene u!

De Heere zegene u

Ruth wist op dit moment waarschijnlijk nog niet dat Boaz een familierelatie was. Het was toeval dat ze juist dáár terechtkwam. Natuurlijk was het door God zo bewerkt, maar dat staat er niet! Boaz kwam van Bethlehem, het Broodhuis. Het is de plaats waar de Heere Jezus Christus geboren werd. De maaiers lopen als het ware met de ‘Naam van Jehovah’ op hun lippen. ‘De Heere zegene u’. Dat is logisch, want Boaz is een type van Jehovah, namelijk van de Heere Jezus Christus. Wanneer Boaz verschijnt wordt de Naam van Jehovah genoemd.

5 Daarna zeide Boaz tot zijn jongen, die over de maaiers gezet was: Wiens is deze jonge vrouw?
6 En de jongen, die over de maaiers gezet was, antwoordde en zeide: Deze is de Moabietische jonge vrouw, die met Naomi wedergekomen is uit de velden Moabs;
7 En zij heeft gezegd: Laat mij toch oplezen en aren bij de garven verzamelen, achter de maaiers; zo is zij gekomen en heeft gestaan van des morgens af tot nu toe; nu is haar te huis blijven weinig.

Jongeling

Jongen  =  Nahar  =  Jongeling betekent dienaar of bediende. Iemand die jonger en ondergeschikt is. Boaz vroeg; ‘Van wie is deze vrouw’? Hij vroeg niet wié zij was, maar hij ging meteen een stap verder, omdat hij wilde weten of Ruth nog vrij was. Deze vraag wordt niet rechtstreeks beantwoord. De jongen vertelt alleen dat Ruth met Naomi meegekomen is. Verder vertelt de jongen welke woorden Ruth gesproken heeft, en hoelang zij al aan het werk is. Zij stond de hele tijd op het veld. Zij moest moeite doen om voedsel te zoeken, maar dat voedsel was er wel. Er staat: ‘haar te huis blijven is weinig’. Dit betekent dat Ruth steeds op het land was, en niet naar huis ging.

Moeite doen

Wanneer Ruth thuis was gebleven, zou zij geen voedsel hebben gevonden. Ruth vond genoeg voedsel voor haarzelf, en voor Naomi. Ruth is daarmee ook een uitbeelding van de gelovige. Een gelovige dient zich ook in te spannen om geestelijk Voedsel tot zich te nemen. Bijbelstudie kost tijd en moeite, maar er is Voedsel genoeg. Een gelovige zal van het geestelijke Voedsel dat hij ontvangt, in de wereld niet rijk worden. Toch ontvangt een gelovige, die uit Genade leeft, onvoorstelbaar veel.

8 Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult gij van hier niet weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden.

Jongeling

Jongen           =  Na-ar      =  Jongeling
Jonge vrouw  = Na-arah  = Jongeling in vrouwelijke vorm
Maagden        = Na-areth = Jongelingen in vrouwelijke meervoudsvorm

Zonen en dochteren

Openbaring 22
12 En zie, Ik kom haastiglijk (Zijn Wederkomst); en Mijn loon (= de Gemeente, door de Vader aan de Zoon gegeven voor Zijn Gehoorzaamheid en Trouw aan Hem, en Zijn Woord) is met Mij, om een ieder te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. (op de Dag des Heeren; het oordeel)                                 

Er zijn de jongens, de maaiers, en de maagden die bij Boaz horen. ‘Je zult hier blijven bij mijn maagden’, zegt Boaz tegen Ruth. Zodra de Gemeente is opgenomen, zullen wij altijd bij de Heere blijven, staat er in de Bijbel. De mannen en vrouwen, de maaiers en maagden zijn een type van de Gemeente. In het Nieuwe Testament worden zij zonen, en dochters, genoemd. De Gemeente bestaat uit alle gelovigen vanaf de Opstanding van de Heere Jezus Christus, tot aan de opname. Boaz is een type van de Heere Jezus Christus in Zijn Wederkomst, de maaiers en maagden zullen dan bij Hem zijn.

1 Thessalonicensen 4
16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan;
17 Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen.
18 Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

8 Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult gij van hier niet weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden.

Israël wordt momenteel tot de Volkeren gerekend

Je kunt de maagden (en maaiers en jongens) typologisch dus zien als een beeld van de Gemeente in onze Bedeling, maar in een andere toepassing zijn de maagden een beeld van de Volkeren. Net zoals de maagden in Mattheüs 25. ‘Dochter’ slaat dan op de volgende generatie van het Volk Israël. Israël wordt in deze huidige vijfde Bedeling onder de Volkeren gerekend. Ze is immers niet gelovig, en is momenteel niet het uitverkoren Volk. Straks, bij een nieuw ‘Huwelijksverbond’, zal zij op aarde weer de uitverkoren positie bekleden. (zie ook de studie ‘Mattheüs 25’)

Deuteronomium 28
65 Daartoe zult gij onder dezelve volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel.
66 En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van uw leven niet zeker zijn.

Het Volk Israël ontving Zegeningen onder het Oude Verbond

Boaz zorgt voor Ruth en Naomi zonder officieel de losser te zijn. Boaz zegt nu al dat Ruth bij hem moet blijven. Later zou zijn land door de lossing haar bezit worden. Boaz wijst alle zegeningen zondermeer aan Ruth toe. Zij leeft alsof ze al gelost is. Het is een vooruitgrijpen op de toekomende lossing, die pas in Ruth 4 beschreven staat. We vinden de illustratie van dit principe in de geschiedenis van het Volk Israël. Hoewel het Volk onder het Oude Verbond leefde, ontving het toch de Zegeningen die bij het Nieuwe Verbond hoorden.

Geen definitieve verlossing uit Egypte

Israël werd uit Egypte geroepen, en naar het Beloofde Land gebracht. Israël zal echter pas ná de dood en de Opstanding van Christus, en ná haar bekering tot de Heere, definitief in het beloofde land wonen. Wij weten dat dit in de toekomst plaats zal vinden. Dán zal Christus komen om Zijn ‘Messiaanse’ Koninkrijk op aarde op te richten. Het Volk Israël zal, samen met de Heere Jezus Christus Koning, heersen. De verlossing uit Egypte was niet de definitieve verlossing, maar het was wel het Werk van God.

Straks krijgt het Volk Israël rust

Zo is het ook met de ‘beloofde rust’ van Israël. Het Volk zou in het beloofde land rust ontvangen. Dat is tot op heden nog niet gebeurd. Het Volk is niet in het Beloofde Land, het Joodse Volk heeft op eigen houtje de staat Israël geclaimd. De Heere heeft hiervoor geen toestemming gegeven, Israël is immers ongelovig! Straks, na wedergeboorte van het Volk, zal zij de Rust ingaan. Dan zal ook zij leven onder het Nieuwe Verbond der Genade.

De rust van het Nieuwe Verbond der Genade

Deuteronomium 12
8 Gij zult niet doen naar alles, wat wij hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht is.
9 Want gij zijt tot nu toe niet gekomen in de rust en in de erfenis, die de HEERE, uw God, u geven zal.
10 Maar gij zult over de Jordaan gaan, en wonen in het land, dat u de HEERE, uw God, zal doen erven; en Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom, en gij zult zeker wonen.

Mattheüs 11
28 Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt (van de werken van de Wet word je moe), en Ik zal u rust geven. (De Heere Jezus Christus geeft ons de rust van het Nieuwe Verbond; wij hoeven niet te werken; Hij doet het Werk voor ons. Wij zijn de rust ingegaan)
29 Neemt Mijn juk op u (Zijn Juk is de Heilige Geest), en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.
30 Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht. (In tegenstelling tot het juk van het Oude Verbond der Wet)

LEES VERDER IN DE PDF  Typologische en profetische betekenis Boek Ruth_deel_2_pdf

Typologische en profetische betekenis Boek Ruth – deel 2

Typologische en profetische betekenis Boek Ruth – deel 2

Reageren