Het Hogepriesterlijk Gebed

Johannes 17 is bekend als ‘Het Hogepriesterlijk Gebed’. Lees: Johannes 17; 1-26. Het zijn feitelijk de laatste Woorden die de Heere Jezus tot Zijn discipelen gesproken heeft. En eigenlijk zijn de Woorden niet tot hen gericht, maar tot Zijn Vader. Daarna gingen zij naar de Hof van Gethsémané. Dit zijn dus de laatste woorden aan de discipelen voor Zijn lijden en dood.

Johannes 18
1 Jezus, dit gezegd hebbende, ging uit met Zijn discipelen over de beek Kedron, waar een hof was, in welken Hij ging, en Zijn discipelen.
2 En Judas, die Hem verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen.

Eénheid van de Gemeente

Dit gebed van de Heere Jezus kunnen we beschouwen als een samenvatting van de Efezebrief. Deze Brief heeft als hoofdthema, de éénheid van de Gemeente.
(zie studie ‘Efeze 1′) En dat is precies waar ook het Gebed van de Heere Jezus over gaat. Natuurlijk bestond de Gemeente tijdens het Gebed nog niet. Op dit tijdstip leefde men nog een paar dagen onder het Oude Verbond! Het Oude Verbond der Wet werd beëindigd door de dood van de Heere Jezus. Met Zijn dood kwam een einde aan de heerschappij van de zonde, en de dood. In Zijn Opstanding was ook de satan overwonnen.

Toekomende dingen

Als God spreekt, spreekt Hij per definitie over de toekomst. God is Degene Die spreekt over de toekomende dingen. Oudtestamentische profeten spraken over Nieuwtestamentische Waarheid. De Heere Jezus spreekt in het gebed ook over het Nieuwe Verbond. Zaken die, op dat moment, binnen drie dagen tot stand zouden komen.

Johannes 16
12 Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der Waarheid, Hij zal u in al de Waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.

Hij keek naar de Vreugde die Hem te wachten stond

1 Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.

De Heere Jezus spreekt dus over dingen die nog niet tot stand zijn gekomen, maar binnen afzienbare tijd zouden gebeuren. Dit gebed is een prachtig voorbeeld van de manier waarop de Heere Jezus Zijn Verwachting stelde op de Vreugde die komen zou. ‘Vader de ure is gekomen’, zegt de Heere Jezus. Wélk moment is aangebroken? Juist, van Zijn lijden en dood. Maar dáár heeft de Heere het hier niet over. De Heere Jezus probeerde als het ware óver het kruis heen te kijken, naar de Heerlijkheid die Hem te wachten stond. De Heere Jezus heeft gedaan wat Hij doen moest. Zijn taak heeft Hij volbracht. En dat zégt de Heere dan ook, vlak voor Zijn sterven.

Hebreeën 12
2 Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God
.

Verheerlijkt en Verhoogd

1 Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.

De Heere Jezus keek naar de Hemel. Hij richtte Zijn Blik op de onzienlijke dingen. Op aarde was er geen verwachting meer. Hij zegt; ‘Vader, het is zover, het moment is gekomen waarop Ik door U Verheerlijkt zal worden’. Verhoogd in de Hemel, zittende aan de Rechterhand van de Vader. Het hele Johannes-Evangelie gaat eigenlijk over Zijn toekomende Heerlijkheid. (zie ook de studie ‘Verheerlijking op de Berg’)

Johannes 3
13 En niemand is opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is, namelijk de Zoon des mensen, Die in den hemel is.
14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden;

Wederkerig

1 verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke

Er staat dat de Zoon Verheerlijkt zal worden door de Vader, zodat de Zoon de Vader Verheerlijkt. Deze wederkerige werking komt in dit hoofdstuk nóg een keer ter sprake. Er wordt namelijk ook gesproken over de Heerlijkheid van de Zoon in de Gemeente, en van de Heerlijkheid van de Gemeente in de Zoon. Dat is de kern van het gebed. De rest van het hoofdstuk is eigenlijk herhaling van wat hier gezegd wordt.

Dezelfde relatie

9 Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw.
10 En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt.

22 En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn;
23 Ik in hen, en Gij in Mij; opdat zij volmaakt zijn in een, en opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt.
24 Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld.

De Heere Jezus bidt dat de relatie tussen Vader en Zoon dezelfde zal zijn als de relatie tussen Zoon en Lichaam. Oftewel; de verhouding tussen God en Christus, en Christus en de Gemeente. In de Opstanding natuurlijk, want dáár gaat dit Gebed over.

God en Christus zijn Eén

Johannes 14
8 Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg.
9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader?
10 Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.
11 Gelooft Mij, dat Ik in den Vader ben en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve.

Hebreeën 1
3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven te weeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter hand der Majesteit in de hoogste hemelen;

Zoals God het Hoofd is van Christus, is Christus het Hoofd van de Gemeente. Zoals de Gemeente het Lichaam is van Christus, zo is Christus het Lichaam van God. God is onzienlijk, maar als God Zich laat zien, zie je de Christus… Het uitgedrukte Beeld! De Zoon is het uitgedrukte Beeld van Gods Wezen, en dus de Vader. De Vader is de Zoon, en de Zoon is de Vader. Het Hebreeuwse Woord voor ‘Steen’, heeft deze Bijbelse Waarheid in zich.

1 Korinthe 11
3 Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iederen mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.

Kolossensen 1
18 En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn
(=Eersteling van de nieuwe Schepping).

God is onzienlijk

In de Bijbel betekent ‘persoon’ de buitenkant van iemand. De buitenkant, én de rol die hij speelt. Persona is een Latijns woord dat oorspronkelijk ‘masker’ betekende. Persoon is het uitgedrukte beeld van iemands wezen. In het Oude testament heet dat ‘aangezicht’. De rol van de Godheid wordt ‘gespeeld’ door de Persoon van Heere Jezus Christus. Het handelen, het zichtbare, het spreken, het werken, heet de Zoon. De Vader drukt Zich uit in de Zoon. Als God Zich veruiterlijkt, en dus openbaart, als God een Persoon wordt, dan verschijnt daar de Heere Jezus Christus. Als wij in de Hemel komen, zien wij de Heere Jezus Christus.

Johannes 1
18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard.

Johannes 4
24 God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.

De definitieve Adam, de laatste Adam

1 Verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke

De Verheerlijking van de Zoon, is de vervulling van Beloften die in het Oude Testament al werden aangekondigd. De Verschijning van de Zoon, Die de Heerlijkheid is van de Vader. Die het Afschijnsel is van Gods Heerlijkheid, die het Uitgedrukte Beeld is van Gods Zelfstandigheid, Die het Beeld van God is. Het Beeld van God zoals het zou verschijnen volgens Genesis Eén; De Mens naar Gods Beeld en Gods Gelijkenis. De échte Adam, de definitieve. De tweede Adam…

Genesis 1
26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

1 Korinthe 15
45 Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest.
46 Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke.
47 De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel.

God geeft Die Heerlijkheid aan Zijn eigen Veruiterlijking

1 Verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke

Dus als de Vader Heerlijkheid geeft aan de Zoon, dan geeft Hij Die Heerlijkheid aan Zijn eigen Persoon, oftewel Veruiterlijking. En dus werkt het ook andersom: de Zoon Verheerlijkt daarmee de Vader. De Heerlijkheid van God wordt gezien in het Aangezicht van de Heere Jezus Christus. Het is een wisselwerking.

2 Korinthe 4
6 Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.

Wij worden door de Vader aan de Zoon gegeven

2 Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.

‘Opdat Hij het eeuwige leven geve aan alles wat Gij Hem gegeven hebt’. Eigenlijk staat hier: Christus heeft Macht gekregen over alle vlees. Vervolgens geeft Hij eeuwig leven aan iedereen die Zijn Woord, de Waarheid, ontvangt. Iedere gelovige wordt door de Vader aan de Zoon gegeven en vervolgens geeft de Zoon hem eeuwig leven. Er staat overal bij wíe door de Vader aan de Zoon gegeven wordt, namelijk de gelovige! De mens wordt gerechtvaardigd door zijn geloof. Als wij geloven, en dus ons onderwerpen aan het Woord, dan geeft de Vader ons aan de Zoon. De Zoon geeft ons dan het eeuwige leven. Wij worden dus door de Vader aan de Zoon gegeven en de Zoon zorgt vervolgens voor ons.

1 Johannes 5
11 En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon.
12 Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.

Johannes 3
15 Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.

De Vader geeft Macht aan de Zoon

1 Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.
2 Gelijkerwijs Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.

Heerlijkheid heeft te maken met Licht, het Koningschap van Christus, oftewel met Zijn Macht. Op het moment dat de Vader Heerlijkheid geeft aan de Zoon, geeft de Vader Macht aan de Zoon. En geeft Hij het oordeel aan de Zoon. Natuurlijk nog niet op het tijdstip van het Gebed. In Zijn Opstanding is het inmiddels gerealiseerd. De zinnen hierboven zijn eigenlijk gewoon een herhaling van wat in Johannes 5 staat:

Johannes 5
21 Want gelijk de Vader de doden opwekt en levend maakt, alzo maakt ook de Zoon levend, Die Hij wil. opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve.
22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven;
23 Opdat zij allen den Zoon eren, gelijk zij den Vader eren. Die den Zoon niet eert, eert den Vader niet, Die Hem gezonden heeft.

27 En heeft Hem macht gegeven, ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is. Gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees.

30 Ik kan van Mijzelven niets doen. Gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en Mijn oordeel is rechtvaardig; want Ik zoek niet Mijn wil, maar den wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft.

LEES VERDER IN DE PDF HET HOGEPRIESTERLIJK GEBED_pdf


Het Hogepriesterlijk Gebed

Het Hogepriesterlijk Gebed

Reageren